
|
|
|
NIEMAND WILDE ZICH NAAST MIJ HEBBEN
top
Een brief die werd geschreven aan Bob van der Meer naar aanleiding van een
radio-optreden.
"Vanochtend hoorde ik, heel toevallig, via het testbeeld van de televisie,
de radio-uitzending waarin u sprak over het zondebokfenomeen. Alle pijn en
machteloosheid van twintig jaar kwamen naar boven, want ook ik was - en ben
soms nog - zo'n zondebok. Jarenlang heb ik het niemand durven vertellen, want
het stond voor mij gelijk aan mislukt zijn, niet goed genoeg zijn. Pas nu ik
mij veilig durf te voelen in mijn relatie, durf ik erover te praten.
Ik ben acht jaar enig kind geweest, mijn moeder verloor twee baby's na mij en
ik werd erg vertroeteld. Ik was een leuk kind om te zien, een tikje mollig,
erg intelligent én eigenwijs. Iedereen hield van me en ik dacht dat dat de
normaalste zaak van de wereld was. Toen ik vierenhalf was, verhuisden we.
Op de nieuwe kleuterschool zaten ook twee van mijn vriendjes, buurjongetjes
uit het oude huis. Maar op de nieuwe (kleuter)school wilden ze stoer doen,
mij niet meer kennen. Ze begonnen me te treiteren om indruk op de anderen
te maken en ik begreep niet waarom ze ineens zo deden.
Na de kleuterschool kwam de lagere school. Ik kon de lessen heel gemakkelijk
aan, zat daarom vaak te kletsen, zodat de leraren niet zo dol op me waren, en
dat pikten de kinderen natuurlijk op. Ik voelde me erg alleen en toen mijn
moeder na veel gedokter toch nog beviel van een zusje, vond ik het in mijn
kindergedachten heel normaal dat zij alle aandacht kreeg. Zoals gezegd: ik
kon erg goed en gemakkelijk leren, mijn ouders waren trots op hun fantastische
dochter, dus vertelde ik niets van alle pesterijen op school. Maar dolgelukkig
was ik, toen ik op negenjarige leeftijd, in de vierde klas door omstandigheden
naar een andere school ging.
Ik weet nog glashelder dat ik de avond voor de eerste schooldag in bed lag en
dacht: hier kent niemand mij, hier kan ik helemaal opnieuw beginnen en ik zal
goed mijn best doen, zodat ze me allemaal aardig vinden. En jawel, drie weken
'ging' ik met de populairste jongen van de school en toen dat uitging, was het
afgelopen met me. Ik werd uitgelachen en getreiterd, zoals toen ik op het bord
een som moest uitrekenen en het (verkeerde) voorzeggen niet hoorde. De leraar
deed vrolijk mee. Schoolkampen waren een ramp. De kinderen vertelden onder
elkaar hoe naïef ik was en de hele meute nam me te pakken.
Gelukkig ging er niemand van deze lagere school naar de middelbare school
waar ik heen ging. Door een gelukkig toeval kreeg ik dus een nieuwe kans.
Helaas ging die op de kennismakingsdag al verloren, omdat ik in mijn
argeloosheid in een val van een leraar trapte. Ik begon mijn eerste
middelbare-schooldag dus al als "dat meisje, weet je wel?"
Niettemin deed ik wanhopig mijn best om aardig gevonden te worden en werd
verliefd op de eerste de beste jongen die aardig tegen mij deed. Fout.
Tijdens de werkweek bleek die jongen een oogje te hebben op een ander meisje
en ik ging naar de enige plek waar ik daarover kon nadenken in mijn eentje:
het toilet. Anderen zagen dit en het ging als een lopend vuurtje rond: "Ilse
gaat naar de wc om uit te huilen over Robert". Sensatie. Ik kreeg de hele
meute, drie schoolklassen (plusminus negen-tig kinderen) achter me aan. Ze
gingen staan op de toiletbrillen van de andere wc's, keken over de rand
van het hokje, lachten en sarden. Ik heb ongeveer drie kwartier ineengedoken
en aangekleed op dat toilet gezeten. Toen was het etenstijd en gingen alle
kinderen naar de eetzaal.
Na heel veel overredingskracht van een lerares durfde ik de deur van het slot
te halen en eruit te komen, helemaal onder de zenuwvlekken. Ik moest ook gaan
eten, maar voor geen goud ging ik de eetzaal binnen om tussen de tafels door
naar mijn plaats te lopen. Ik ging met mijn rug naar de deur in de recreatiezaal
tijdschriften doorbladeren. Doodsbang. Destijds was het liedje "Pappie, ik zie
tranen in je ogen" populair. Dit hadden de anderen van een nieuwe tekst
voor-zien: "Ilse, ik zie tranen in je ogen". Terwijl ik daar zat, begonnen
alle kinderen dit te zingen in de eetzaal, onder begeleiding van een leraar
die met een grote bel de maat sloeg. Al zingend kwamen ze in de recreatiezaal
om me heen staan. Ineengedoken ben ik blijven zitten bladeren tot iedereen
in de touringcar zat en een leraar heel kwaad werd omdat ik daar niet heen
ging. In de bus werd het lied weer gezongen en niemand wilde mij naast zich
hebben, zodat er een "vrijwilliger" werd aangewezen.
Nog jaren daarna werd het gezongen, geneuried of gefluisterd, als ik door de
gangen liep. Ik vertrouwde niemand meer uit mijn klas, plaatste me buiten de
groep, ging in de tweede klas over zelfmoord denken en wist heel zeker dat
niemand me aardig vond of van me kon houden. Nou ja, mijn familie wel, maar
ook alleen omdat ik nu eenmaal hun dochter of zusje was. Ik zat uren op mijn
kamer te huilen, te lezen, naar platen van Robert Long te luisteren en was
doodongelukkig. Van atheneum 2 en een gouden toekomst kelderde ik naar mavo 3,
de zoveelste nederlaag.
In de hogere klassen ging het treiteren wel over. Ik kreeg een populaire
vriendin, sloeg na mavo 4 havo 4 over en ging meteen naar havo 5. Mijn ouders
gingen scheiden.
Ik ontmoette op mijn vijftiende een aardige student van drieëntwintig die
me begreep, dacht ik. Ik eiste al zijn tijd op en later wilde hij me nooit
meer zien. Ik deed een zelfmoordpoging. Ik at veel door de zenuwen en werd
veel te dik, liep van huis weg, ging op kamers wonen, voelde me voor niemand
goed genoeg en was ontzettend alleen. Mensen die aardig waren, eiste ik
helemaal op, maar ik vertrouwde hen nooit. En inderdaad, ze kregen altijd
genoeg van mijn problemen.
Ik bezocht de ene psycholoog na de andere, maar ze gaven me het gevoel dat ik
er zelf schuld aan had, dat het mijn gedrag was en dat ík het gepest kon
veranderen. Ik bad vaak om moed om er een einde aan te maken. Ik was mislukt;
ik had het geprobeerd, maar ik kon niet leven. Ik probeerde verschillende
opleidingen, maar plaatste mezelf door mijn argwaan en wantrouwen altijd
buiten de groep. Ik verlangde wanhopig naar een jongen die van me hield,
maar ik schrikte jongens af en dacht dat ik lelijk en stom was en altijd
alleen zou blijven. Ik nam me voor om, als ik op mijn dertigste nog alleen
was, mezelf van kant te maken. Want alleen oud worden, dat wilde ik niet.
Op mijn tweeëntwingste had ik alle moed verloren. Ik woonde op een kamer en
toen ik 's avonds uitging, had ik het vaste plan een jongen te versieren,
alleen om even vastgehouden te worden. Het maakte niet uit door wie. Ik had
geluk. Ik drong me op aan iemand en vroeg hem: "Wil je me even vasthouden?
Nee, dat zal wel niet, stomme vraag". De jongen zag de gekwetste, angstige
blik in mijn ogen en hield me toch vast. Hij werd zelfs verliefd op me en
vlug trok ik me terug, vol argwaan, ongeloof en wantrouwen. Hij was volgens
de geldende normen erg knap en hoe kon ik nou goed genoeg zijn voor zo iemand?
Maar hij hield vol.
Inmiddels wonen we nu drie jaar samen en stukje bij beetje heb ik erop durven
vertrouwen dat hij van mij houdt. En toch is daar nog altijd in mijn achterhoofd
dat waarschuwende stemmetje: als je hem echt honderd procent vertrouwt, dan
laat hij je pas barsten, blijf op je hoede, houd er rekening mee dat hij je
pijn zal doen als je hem durft te vertrouwen.
Ik haat mezelf soms, vind mezelf mislukt, ontloop mensen van vroeger.
Onlangs heb ik alles aan mijn moeder verteld. Ze had er nooit iets van geweten.
Ik heb er ook met een vriendin over ge-praat, die toen bij die werkweek was.
Ze heeft ook meegezongen en getreiterd. Later zijn we vriendinnen geworden,
en nu zei ze dat ze nooit heeft geweten dat pesten zulke littekens, zulke
wonden nalaat.
Ik ben dol op kinderen, wil ze zelf ook graag. Maar vaak denk ik: nee, ik
ben vast geen goede moeder, ik ben niet goed genoeg, ik wil niet dat mijn
kinderen zoiets overkomt. Waarom schrijf ik u, een wildvreemde, dit allemaal?
Ik denk in de hoop dat u voorlichting kunt geven aan leerkrachten en ouders,
opdat het pesten anderen bespaard kan blijven. Ik hoop dat mijn verhaal iets,
al is het maar heel weinig, kan bijdragen aan hulp en begrip voor de kinderen
van nu, want niemand verdient het of vraagt erom om een zondebok te zijn-".
Bron: Drs. Bob van der Meer
Noot: uit hoofde van bescherming van de privacy hebben de makers van
deze site een fictieve naam gebruikt voor de schrijfster van de
brief.
|
|
|
|
|
|